Beïnvloeding van de Europese Green Deal en de industriële strategie: Koplopers en achterblijvers onder kleine EU-staten
Samenvatting
Finland biedt 500 miljoen burgers een gratis online cursus kunstmatige intelligentie aan. Het is de bedoeling om tegen eind 2021 1% van de bevolking of 5m over te halen de cursus te volgen. Zweden en Nederland volgen in hun kielzog. De Finnen zijn belangrijke drijvende krachten achter recente démarches in de industriële strategie van de EU. Zij waren ondertekenaars van de verklaring van december 2018 die voortvloeide uit de zesde ministeriële bijeenkomst van de "Vrienden van de industrie", 18 EU-lidstaten, waarvan de meeste klein zijn, maar waaronder Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en Polen. De Finnen produceerden 47% van hun elektriciteit uit wind
wind alleen in 2019 in een sector die wordt gedomineerd door turbinebouwers van Vestas en Siemens Gamesa (terwijl Ierland ernstig achterblijft)
Ook buurland Denemarken heeft het EU-beleid in deze richting helpen sturen met zijn ontwikkeling tot wat de OESO de meest gedigitaliseerde economie noemt in de eerste jaren van deze eeuw. en Letland vanaf de jaren negentig.
Open volledig artikel
Beïnvloeding van de Europese Green Deal en de industriële strategie: Koplopers en achterblijvers onder kleine EU-staten
Tegen het einde van zijn zes maanden durende EU-voorzitterschap, eind december 2019, bood Finland alle EU-lidstaten hetzelfde gratis geschenk aan dat het al aan de mensen thuis had gegeven: een online basiscursus kunstmatige intelligentie (AI) voor alle 500 miljoen burgers. Het doel is om tegen eind 2021 1% van de bevolking of 5 miljoen mensen over te halen de cursus te volgen. Zweden en Nederland volgen in hun kielzog.
Dit prijzenswaardige initiatief weerspiegelt een belangrijke ambitie van Finland als een van de 16 kleinere lidstaten van de EU, namelijk die met minder dan 10 miljoen inwoners: het voortouw nemen of op zijn minst stimuleren van Europa's streven naar duurzame groei en een groter industrieel concurrentievermogen, ook in wereldwijde waardeketens, ook wel de nieuwe Europese green (industrial) deal genoemd. En, binnen die algemene strategie van innovatie, digitalisering en ontkoling, inheemse nichesectoren ontwikkelen.
Finland is een schoolvoorbeeld van hoe een kleine lidstaat niet alleen invloed kan uitoefenen, maar ook vorm en inhoud kan geven aan een belangrijk beleidsterrein als de industriële strategie, die onder Commissievoorzitter Ursula von der Leyen een nieuwe impuls krijgt binnen de algemene EU-planning voor de toekomst. En dat niet één keer, maar minstens twee keer in opeenvolgende overgangsfasen: van een overwegend agrarische (landbouw/bosbouw) economie via een economie rond elektronica/mobiele technologie (Nokia) naar een economie die de circulaire economie, datagestuurde gezondheidszorgtechnologie en AI omarmt.
De Finnen, bekend en bewonderd om hun onderwijssysteem (ondanks een recente daling van de prestaties zoals gemeten door de PISA-enquête van de OESO), zijn belangrijke drijvende krachten geworden achter recente demarches in de industriële strategie van de EU. Zij waren ondertekenaars van het in december 2018verklaringdie voortvloeide uit de zesde ministeriële bijeenkomst van de "Vrienden van de industrie", 18 EU-lidstaten, waarvan de meeste klein zijn, maar waaronder Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en Polen.
Een van de vier doelstellingen voor een "assertief" industriebeleid van de EU is om in het kader van de "Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang" (IPCEI), strategische Europese waardeketens aan te wijzen "waarbij voorrang wordt gegeven aan die ketens die het meest rechtstreeks verband houden met de verbetering van de mondiale productiviteit, de bestrijding van de klimaatverandering en de bevordering van de technologische ontwikkeling, zoals: elektrische batterijen, autonome en onderling verbonden voertuigen, halfgeleiders, cyberveiligheid, supercomputers, robotica, koolstofarme staalproductie, koolstofarme industriële processen, energieneutrale renovatie en bouw van gebouwen, maritieme industrie en ruimtevaart".
Dit dateert van voor de Frans-Duitse kernmanifestvoor een industriebeleid "dat past in de 21e eeuw", met de nadruk op het creëren van "Europese kampioenen", het wijzigen van de regels voor staatssteun/mededinging om meer politieke controle/interventie en screening van buitenlandse investeringen mogelijk te maken. Dit werd op zijn beurt ingegeven door, maar gaat veel verder dan, de uitspraak van Margarethe Vestager tegen de fusie van hun spoorwegbedrijven Alstom-Siemens.
In de aanloop naar haar voorzitterschap en vóór de gebruikelijke EU-top in het voorjaar van maart 2019, heeft de Finse regering 16 andere lidstaten gevraagd om samen met haarprioriteiten stellenvoor de komende vijf jaar, met inbegrip van de omarming van de data- en groene economieën en de kapitaalmarktenunie, met het uiteindelijke doel van een "meer autonome" Unie. Interessant genoeg waren de deelnemers/ondertekenaars een andere mix dan bij de vorige verklaring over de industriële strategie, met dit keer onder meer de Midden- en Oost-Europese "A8" (maar niet Hongarije) en Ierland.
Dit politieke proces, na uitgebreid lobbyen en netwerken, illustreert hoe een kleine lidstaat met ambitie, een pro-Europese aanpak, innovatieve capaciteiten en het vroeg aannemen van een avant-gardistische rol, de EU-agenda kan helpen bepalen. Wat de industriële strategie betreft, wordt deze agenda, net als elders, sterk beïnvloed en gevormd door het beleid en de belangen van de Frans-Duitse tandem. De Duitse industrie is goed voor 20% van het BBP, terwijl de Franse industrie 17% van de totale economische productie vertegenwoordigt.
Maar het Finse voorbeeld toont ook aan dat het maken van coalities met grotere lidstaten van vitaal belang is om nationale prioriteiten op EU-niveau goedgekeurd en omarmd te krijgen. Eind vorig jaar was men het erover eens dat het Finse voorzitterschap juist om die reden resultaten had geboekt op beleidsterreinen als de circulaire economie, klimaat en de Europese green deal, die tot de kernelementen behoren van de vijfjarenstrategie van Von der Leyen, die streeft naar een koolstofneutrale EU tegen 2050.
Ook het Noordse buurland Denemarken heeft het EU-beleid in deze richting helpen sturen met zijn ontwikkeling tot wat deOESO noemtde "meest gedigitaliseerde economie van Europa" met de kans om "de kansen van opkomende technologieën te grijpen" en "een koploper in groene groei". Het produceerde in 2019 47% van zijn elektriciteit uit wind alleen in een sector gedomineerd door Vestas en Siemens Gamesa turbine-makers (terwijl Ierland ernstig achterblijft ondanks zijn blootstelling aan wind). Denemarken staat achter Zweden, Finland en Letland wat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen betreft, volgens delaatste cijfers (2018)van Eurostat, terwijl het VK en Ierland achterblijven en Nederland de achterhoede vormt.
Vanaf de jaren negentig, en vooral in de eerste jaren van deze eeuw, bracht het Deense verzorgingsstaatmodel van "flexicurity" (arbeidsmarktflexibiliteit/sociale zekerheid/actief werkgelegenheidsbeleid) duizenden beleidsmakers en specialisten naar het graafschap om lessen te trekken voor hun eigen samenleving - hoewel dit model nu uit de gratie is geraakt. Op dezelfde manier trekken beleidsmakers tegenwoordig massaal naar Finland om de succesvolle staat van dienst van het land op het gebied van onderwijs, het experiment met het universele basisinkomen (UBI) en, in toenemende mate, het effectieve programma voor het terugdringen van dakloosheid te bestuderen. Het Zweedse model voorfondsen voor loontrekkendendat in de jaren negentig werd opgegeven, heeft nieuwe, eigentijdse aanhangers gevonden als een middel om niet alleen ondernemingen te organiseren, maar ook ongelijkheid te verminderen/het kapitalisme opnieuw uit te vinden.
Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat het opnieuw de sociaaldemocratische, zeer concurrerende Noordse landen zijn die het meest instrumenteel en effectief zijn in het vormgeven van de industriële strategie van de EU. Het Ierse model, dat zwaar leunt op buitenlandse directe investeringen die worden aangetrokken door belastingvoordelen en dat sociaal partnerschap en investeringen in infrastructuur veronachtzaamt, is een perifere speler als het gaat om industriële strategie - ondanks het algemene economische succes. Zo hebben ook de Baltische staten, hoewel ze de concepten in de drie bovengenoemde manifesten hebben onderschreven, minder invloed op de industriestrategie dan bijvoorbeeld het economisch en financieel beleid, waar liberalisme en begrotingsdiscipline hoog in het vaandel staan.
Voor een klein land als Schotland, met zijn aspiraties om een onafhankelijke, volwaardige EU-lidstaat te worden, zijn er belangrijke lessen te leren. De Schotse regering heeft vier sleutelgebieden voor EU-betrokkenheid vastgesteld, waaronder energie/klimaatverandering en het mariene milieu, met inbegrip van visserij. Het land heeft weliswaar prijzenswaardige vooruitgang geboekt met de verwezenlijking van de doelstellingen inzake hernieuwbare energiebronnen en emissies, maar is er niet in geslaagd de moderne industriële basis te ontwikkelen die groei en werkgelegenheid genereert in de sectoren die door de EU-beleidsmakers als prioriteit zijn aangemerkt. Een actievere industriële strategie in eigen land is een conditio sine qua non om het Europese industriebeleid te helpen beïnvloeden en vorm te geven en bij te dragen tot de totstandbrenging van een wereldwijd concurrerend, meer soeverein en autonoom Europa.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op De federale trust